drongen om haar heen, en Tirtsa hoorde haar telkens hetzelfde roepen: „Ik heb een zuster! Ik heb een zusterl En ik dacht, dat ik niemand meer had!"
Ilana’s oudere zuster was al in 't land; dat had in het telegram gestaan. In het ontvang-kamp Atlit werd ze nog vastgehouden, tot alles in orde was en tot ze zou weten, waar ze heen kon gaan, met haar dertienjarig kind. Waar ze heen kon gaan! Ze had immers een zuster in deze kibboets!
Die nacht werkte Ilana door, en andere chawérot hielpen haar om een kamer bewoonbaar en gezellig te maken; een paar jonge chawériem waren ervoor uit hun kamer gegaan en naar een tent verhuisd. Zulke dingen gebeurden in een ommezien; heel veel spullen hadden ze niet te verhuizen, en de tent stond al. Ilana kreeg van de één een tafelkleedje, van de ander een kleed om over het bed te leggen, zodat het een divan leek, en zelf had ze ook genoeg dingen te missen. Tegen de morgen was het een schone, gezellige kamer geworden, — en toen ging Ilana met de vrachtauto mee, die toch bijna langs Atlit meest rijden.
Tirtsa en de andere schoolkinderen stonden bij het hek, toen Ilana naast de chauffeur klom.
„Ik breng ze vandaag nog mee!” riep Ilana. „En jij,” — tegen Tirtsa, — „jij krijgt eindelijk een vriendin, die even oud is als jij!”
En daarmee was ze weggereden.
Ze kwam die middag terug in dezelfde vrachtauto, met een wit, moe gezicht en zonder haar zuster en zonder Tirtsa’s nieuwe vriendin.
„Ze worden nog niet vrijgelaten,” was alles wat ze zei. „Ze moeten zeker nog twee dagen blijven/*
Ze had haar zuster en het dochtertje gezien van heel ver af; twee prikkeldraad-hagen, op grote afstand van elkaar, waren tussen hen. Ze hadden elkaar een paar woorden toegeschreeuwd, — „maar veel stem hadden we niet, geen van beiden,” — en nauwelijks eikaars gezicht kunnen onderscheiden; ze wist alleen, dat zij het was, omdat ze haar naar het prikkeldraad geroepen hadden toen ze haar naam had gezegd.
28