vrij alles mochten vertellen, had gestaan: „Egypte herhaald/' Ze had al lang in de eigen Hebreeuwse taal in de bijbel leren lezen, en ze wist, wat „Egypte” betekende: de slavernij in Egypte van haar volk, duizenden jaren geleden, en koning Farao, die wilde dat er niets van dat volk over zou blijven. Wel: de nieuwe Farao van deze tijd wilde, dat er niets van haar volk over zou blijven, en het leek wel of hij zijn zin zou krijgen, behalve de Joden in landen die hij niet bereiken kon, en misschien behalve die in Palestina, — al naderde de oorlog dichter en dichter de grenzen van Palestina en al was het niet in te denken, wat er zou gebeuren, als Palestina in handen van de nieuwe Farao zou vallen.
Het was eenvoudig genoeg, en omdat het zo eenvoudig was, gingen de gedachten van de volwassenen telkens naar hun eigen mensen in de verte, van wie ze niet wisten, of ze nog leefden en waar ze leefden en waar ze gestorven waren. Tirtsa kende die eigen mensen niet, en ze was bovendien een kind, — tien jaar was ze nu, — en daarom sprongen haar gedachten gelukkig weg naar de plezierige dingen om haar heen. En toen de oorlog tot vlak vóór de grenzen van Palestina genaderd was en toen plotseling, wonderlijk, gekeerd werd, toen deelde ze maar vaag de zorg van wat hen allen boven het hoofd had gehangen, maar de opluchting en blijdschap om die plotselinge keer deelde ze ten volle.
Ze werd twaalf, ze werd dertien, en nog was er oorlog in de wereld. Maar toen ze pas dertien geworden was, keerde zich eindelijk, eindelijk, alles ten goede, — maar toen kwamen ook de berichten los van wat er met al die weggevoerde Joden gebeurd was, en dat was erger dan alle volwassenen zich hadden voorgesteld. En juist toen ieder geloofde dat niet één overgebleven was, begonnen, in heel kleine groepjes, mensen en kinderen het land binnen te druppelen, die alles overleefd hadden.
Toen was het, dat Ilana, de moeder van de oudste die op Tirtsa volgde, onder het avondeten in de eetzaal een keer een telegram in de handen werd geduwd, en toen ze het openmaakte, begon ze hardop te huilen en te lachen en liep naar de uitgang van de eetzaal, zonder recht te weten wat ze zou gaan doen. De anderen
27