En het leven zou in die tijd van dat eigen schooltje helemaal goed en mooi zijn geweest, als ze niet nèt groot genoeg was geweest om de gesprekken op te vangen, die met zorgelijke gezichten gevoerd werden tussen de volwassenen: de gesprekken over wat buiten de kibboets en buiten Palestina gebeurde. Ook R'oevén vertelde haar ervan; hij zei, dat ze niet alleen de geschiedenis van vroeger moest leren, maar ook de geschiedenis van nu, — en die geschiedenis was erger dan de geschiedenis van vroeger ooit was geweest.
Dat er oorlog was buiten Palestina, en dat die oorlog ook Palestina kon naderen, wist ze. Dat deze oorlog, méér dan de anderen, de Joden betrof in de landen, die door Duitsland bezet waren, hoorde ze. Er waren te veel mensen in de kibboets, die vaders en moeders en broers en zusters in die landen hadden achtergelaten, dan dat ze niet aan de gezichten kon zien of ze het hadden over hun eigen, verre mensen. In het begin van de oorlog kwam er nog wel eens post door, kleine rode-kruis-briefjes, maar na het lezen van die briefjes, — die Tirtsa nooit te lezen kreeg, omdat ze alleen Hebreeuws kon lezen, — stonden de gezichten dikwijls nog zorgelijker en na een poosje hielden ook die briefjes op te komen. Toen lazen de mensen alleen in de krant wat er met hun eigen, verre mensen gebeurde, en dat was erg genoeg. Eigenlijk rekende niemand erop, ze ooit weer te zien.
Vader had niemand om zelf ongerust over te zijn; er was een jonge oom van Tirtsa al zelf in het land, en verder bezat vader niemand dan moeder en Tirtsa en David. Maar de vader en moeder van moeder, — de grootvader en grootmoeder die Tirtsa nooit had gezien, maar waar ze als klein kind plakplaatjes en teken-krabbels aan had gestuurd, — die waren in Duitsland, en na een paar rode-kruis-briefjes was alles opgehouden. Tirtsa vroeg niets, als moeder, na een gesprek of het lezen van de krant, zo donker keek. R'oevén had haar gezegd, dat ze maar liever niets moest vragen, en als ze wat wou weten, zou hij haar alles wel vertellen wat hij dacht dat ze kon begrijpen.
Ze kon alles begrijpen; het was eenvoudig genoeg. R’oevén had verteld, dat in één van die rode kruis-briefjes, die natuurlijk niet
26