makerij van de kibboets genoeg aanvullende meubels had kunnen maken. Zelfs David, toen vier jaar oud, had iets van het geval opgevangen en kwam met zijn dierbaar kapot autootje aandragen, zielsgelukkig, toen hem verteld werd dat het echt niet hoefde.
Toch gingen er maanden overheen, eer de nieuwe kinderen zich thuis voelden. Het leven in de kibboets was te verschillend van het leven in een eigen familiekring in stad of dorp. En dan was er de taal, het Hebreeuws, dat voor sommigen van hen helemaal nieuw was. Met Tirtsa spraken ze de eerste weken een soort gebarentaal, die ze best begreep; zelf liet ze haar Hebreeuwse zinnen van dezelfde gebaren vergezeld gaan. De grote mensen konden over ’t algemeen wel Duits met hen spreken, maar Joséf, hun leraar, wou dat niet graag; hoe minder kans er was, iets anders dan Hebreeuws te spreken, des te eerder zouden ze door hun moeilijke tijd heen zijn.
Ze werden deel van de kibboets, deze grote kinderen, en ze gingen net als de grote mensen „móttèk!” zeggen, als de baby's zo schattig waren, en ze namen deel aan de feestjes die er zo af en toe waren, en gaven zelf nu en clan voorstellingen in de eetzaal, — ze hadden het echt met elkaar getroffen, de kibboets en de jeugdgroep. Tegen Tirtsa zeiden ze niet meer dat ze schattig was; daar was ze net eventjes te groot voor. Ze liep achter ze aan en wou wel graag met ze meedoen, en als het even kon, lieten ze haar dat ook. Toen ze, beetje bij beetje, in het werk werden ingeschakeld, — halve dagen leren, halve dagen werken, — mocht Tirtsa in de tijd, dat ze vrij was van school, de makkelijke werkjes mee proberen te doen: aardappels pitten voor de keuken, of luiers opvouwen voor de baby's, of met een klein schoffeltje tussen de struiken vóór de eetzaal de grond los maken. Ze was handig, en ze deed het graag.
Er kwam op een keer een oude vrouw de jeugdgroep bezoeken. Er was stilte en eerbied rondom deze vrouw; in de eetzaal werd apart voor haar gedekt, aan het hoofd van een lange tafel voor de groep; niet gewoon op de houten tafel, maar met een wit laken erover, zoals op vrijdagavond, en met vaasjes bloemen over de hele
20