Van een stout kui-ken.
Moe-der Kip had te-gen al haar kui-ken-tjes ge-zegd:
„Jul-lie mo-gen wel uit h£t hok gaan.
En jul-lie mo-gen ook hier in het tuin-tje wan-de-len.
Maar ga nooit in het tuin-tje hier naast.” En al-le kui-kens wa-ren ge-hoor-zaam. Ze wan-del-den in het tuin-tje.
Wij zijn er zóó big mee! 3