Van ge-le bol-le-tjes.
Le-nie was met moe-der naar het park. Ze had-den een klein mand-je mee ge-no-men.
Daar la-gen klei-ne stuk-jes brood in. Voor de eend-jes wa-ren die.
Le-nie mocht het mand-je dra-gen.
Soms stop-te ze zelf een klein stuk-je brood in haar mond.