24
Ge-luk-kig!
Juf keek weer naar Kees.
En ze lach-te,
Ze was niet boos meer.
Want nu was het jok-ken weer weg.
En het af-kij-ken ook.
Juf was blij dat ze niet meer boos moest zijn.
En Kees was blij dat juf weer naar hem keek.
Heer-lijk!
Nu kon-den juf en Kees weer vriend-jes zijn!