10
Lek-ker hooi.
Daar hou-den koei-en zoo van.
Nu was de pan bij-na vol.
„Dank u,” zei moe-der.
„Zoo heb ik wel ge-noeg.”
En ze gaf de boer-in het geld voor de melk.
Dik vond het erg raar.
De melk was toch van de koe.
En nu kreeg de boer-in het geld er voor. „Ja,” zei moe-der.
„Daar koopt de boer-in e-ten voor om aan de koe te ge-ven.
Dus dan is het geld toch voor de koe.” Moe-der en Dik zei-den den boer en de boer-in goei-en-dag.
En Dik riep:
„Dag, koei-en!
Dank je voor de melk!
Een an-de-ren keer kom ik te-rug!”