0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Net een pop die kon bewegen.
„Die kinderen hiernaast hebben het maar heerlijk/' pruttelde Anneke. „Die hebben allemaal kinderen om mee te spelen.” „Vraag eens, of je met ze mag spelen,” zei moeder.
Dat durfde Anneke niet. Ze was nog te nieuw. Ze woonde hier maar pas.
* *
*
Toen gebeurde het, dat Bert en Tinie en Linie en Jettie er nog een klein broertje bij kregen ook nog.
Daar waren ze natuurlijk erg blij mee! En het was nog wel Zoo'n heerlijk kindje, net een pop, een pop die kon bewegen.
Lachen kon hij nog niet, maar wel huilen.
Moeder was eerst ziek, en toen was er een zustêr, die het kleine broertje wasch-te en aankleedde en als ze heel stil waren, mochten ze daar naar
kijken. '
En toen moeder beter was, werd het heelemaal heerlijk. Toen had het jongetje ook leeren lachen, en het hield ook al wat meer zijn oogjes open, en moeder was den heelen dag zoo blij; blij dat ze weer beter was en dat er zoo'n lief kindje in de wieg lag.
Maar Anneke van hiernaast had het gehoord van dat jongetje, en toen was ze werkelijk gaan huilen.
„Wij krijgen ook nooit iets,” snikte ze. „En zij hebben al zoo veel en nu krijgen ze er nog een broertje bij ook.”
„Dat is niet mooi van je,” zei moeder. „Dat is jaloersch. Foei, huilen omdat andere kinderen blij zijn!”
Toen Anneke een beetje bedaard was, vroeg moeder:
„Zal ik eens vragen, of er één van die meisjes een dagje bij je mag spelen? Dan ben jij niet alleen, en hun moeder zal ’t wel