0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 00
Maar toch stak hij, zonder het te weten, telkens als Greet „Jacob” zei, de ooren omhoog.
„Jacob ?”
Een heel zacht „mauw” kwam van achter de kachel.
Met een paar stappen was Greet bij hem.
Nee maar, wat zat hij daar verdrietig!
„Och Jacob, ik zag je zoo gauw niet.
*t Kwam doordat Nellie zoo'n drukte maakte. Och toe, Jacob, wees maar niet boos op me. Ik kon het niet helpen. Toe dan, Jacob.”
Toen keerde Jacob zich naar haar toe en gaf haar een heele boel kopjes.
Hij was weer goed op Greet.
„Och,” dacht hij, „op Greet kun je nooit echt boos zijn.”
En spinnend wreef hij zijn wit-met-gelen En spinnend wreef hij Zijn rug
1A r-* t i Greet's been en.
rug langs Greet s kousebeenen.
't Was toch maar gelukkig, dat ze weer beter was!
7. Het mutsje.
Er was eens een meisje, dat had op haar school Voor popje een mutsje gehaakt.
En toen ze het af had, toen had z'er op zij Een strikje van lint aan gemaakt.
Thuis zette ze 't daad'lijk op popje haar hoofd, Maar *t mutsje was pop veel te wijd.
Het hing haar van voren tot over haar neus, Want pop was een heel kleine meid.
31