Toen zette ze ft even op broertje z'n hoofd, Maar broertje was 't mutsje te klein Toen ging ze bedenken, of z'ook iemand wist, Voor wie toch haar mutsje kon zijn.
Daar dribbelde poesje de kamerdeur in,
Met pootjes, als pluisjes zoo zacht.
Toen lachte het meisje: wel heb je nu ooit! Aan poes had ze heel niet gedacht!
Ze zette het mutsje op poesje haar kop:
Geen haartje te wijd of te nauw!
Maar poes had van haakwerk geen snipper verstand En vond het vervelend en flauw.
Ze schoof zelf het strikje van onder haar kin,
Een zette het af met haar poot,
En dacht bij haarzelve: „Nee, meisje, een poes Draagt liever haar kopje maar bloot!”