Als het herfst werd, mochten ze tusschen de mooie, paarse heibloemen gaan wandelen, en zoeken, of er geen braamstruik stond met rijpe bramen. Dan maakte Moedertje van
die bramen lekkere gelei, en die bewaarde ze voor den winter. 0 En ’s winters, — wat moesten de kindertjes dan doen? 0 Dan waren er geen broedende vogel vrouwtjes, en geen gra- 0 vende kevers, en geen bloempjes met honing; en bramen waren 0 er ook niet te vinden. H
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0000000000000000000000000000 15 00