0 13
0 Maar weet je, wat er wél was? 0
0 Sneeuw. Een mooie, dikke deken van sneeuw. 0
0 Daar mochten ze mee spelen. Ze maakten er kasteelen en 0
0 sneeuwpoppen van, en bekogelden elkaar met sneeuwballen. 0
0 Of dat heerlijk was! 0
0 Op een heerlijken winterdag, toen er heel dik sneeuw lag, zei 0
0 Heimoedertje: „Gaan jullie ft Boschmannetje eens opzoeken!” 0
0 „Ja, ja!” riepen ze alle vier. „Gaat u dan mee?” 0
0 „Welneen,” lachte Moedertje, „jullie moet 't zelf vinden!” 0
0 „Heelemaal alleen?” 0
0 Dat hadden ze nog nooit gedaan. ' 0
0 „Ja, héélemaal alleen,” zei Heimoedertje. „Jullie bent groot 0
0 genoeg.” 0
0 ; Toen deden ze hun dikke manteltjes aan, en hun dikke muts- 0
0 jes op. 0
0 Uit ieder mutsje kwamen net de twee strikjes van hun korte 0
0 vlechtjes kijken. 0
0 „Dag Moedertje!” riepen ze, en toen gingen ze op weg, 0
0 over de koude sneeuw. 0
0 Vooraan ging de grootste, en daarachter de tweede, en de 0
0 derde, en achteraan het kleine, kleine dikkerdje, het jongste 0
0 heikindje. 0
0 Knrr, knrr, ging de sneeuw onder hun kleine schoentjes. Dat 0
0 was zoo'n gezellig gehoor. 0
't Boschmannetje woonde in 't groote bosch, en dat groote 0
0 bosch lag naast de groote hei. 0
0 De hei was zóó groot, dat je 't bosch heelemaal niet kon 0
0 zien, als je bij 't heihuisje stond, en als je bij *t bosch was, kon 0
0 je 't heihuisje niet zien. 0
0 Ze hadden dus een heel eind te loopen. Maar dat vonden 0
0 ze niet erg, hoor! 0
0 Ze hadden flinke, sterke beentjes, en daar konden ze wat 0
0 goed mee stappen. 0
0 „Kijk eens!” riep 't kleine dikkertje opeens. 0
0 Ze draaiden zich allemaal om. 0
0 „Wat zie je?” vroegen ze.
El . 0