___________
0 0
0 „Ja, een vogelnestje is te klein/' zei Heimoedertje. 0
0 „En ik/' zei een andere, „ik weet een leeg spinneweb, een 0
0 erg groot. Maar dat is zeker te dun, hè?" 0
0 „Ja, een spinneweb is te dun/' zei Moedertje. 0
„Ik weet wel een leeg konijnenholletje," zei weer een andere. 0
0 „Maar dat is zeker te donker, hè?" 0
0 „Ja, een konijnenholletje is te donker." 0
0 „Dan weten we niets," zeiden de mieren. „Vraagt u nog 0
0 maar eens aan iemand anders." 0
0 „Dank je wel, miertjes!" 0
0 En Moedertje ging met de heikindertjes verder. 0
0 Daar ontmoetten ze een rups, een beerrups, met mooie, lange 0
0 haren. 0
„Lieve beerrups," zei Moedertje, „weet jij misschien een huis- 0
0 je? Ik zoek al zoo lang." 0
0 De beerrups hield even op met kruipen. 0
„Een huisje?" zei hij. „Nee, ik geloof het niet. Ja, ik weet 0
0 wel een mooie struik, waar je heerlijk tusschen de takken kunt 0
0 zitten. Maar dat is zeker te koud, hè!" 0
0 /Ja," Zei Moedertje, „een struik is te koud." 0
„Dan weet ik niets," zei de beerrups. „Vraag maar aan 0
0 iemand anders." 0
0 „Dank je wel, beerrups," zei Moedertje. 0
0 En ze gingen verder. 0
0 Maar toen ze een eindje geloopen hadden, werden de vier 0
0 heikindertjes zóó moe, dat ze even moesten uitrusten. 0
0 Moedertje ging in 't midden zitten, met twee kindertjes 0
0 aan eiken kant. 0
0 Opeens holde er een konijntje voorbij. 0
0 „Konijntje! Konijntje!" riep Moedertje. 0
0 't Konijntje keerde zich even om. 0
0 „Best konijntje," zei Moedertje, „heb je erge haast?" 0
0 „Nou ..." zei ’t konijntje, „eigenlijk niet zoo erg. Ik dacht 0
0 eigenlijk, dat iemand mij achterna zat, maar ik geloof toch, dat H
0 het niet zoo is." 0
0 „Kom dan even bij ons zitten. Ik moet je wat vragen." 0
0 0
00 10 0000000000000000000000000000