mend als een spiegel. En toch ging zij nog niet stuk, en zoo lang zij niet stuk was, kon zij best gedragen worden.
Moeder tooverde weer wat met natte borstels en stoom en nog meer, en toen was de broek alweer nieuw. Maar het leuke spelletje mocht Daan niet meer spelen.
Kleine, magere Daantje groeide toch. Ineens. En de broek was zóó veel kleiner gemaakt, dat hij Daan te klein werd.
Wat moest hij nu! Er waren geen jongens meer in huis!
Er was wel een juffrouw in huis, die moeder kwam helpen met het werk, en die juffrouw werd altijd door haar jongetje af gehaald, en zoo kwam het, dat moeder op een keer zag, dat het jongetje kleiner was dan Daan en dat de broek hem best zou passen.
Toevallig had dat jongetje een broek, waar dien Maandag voor den zesden keer een scheur in was gekomen. Zijn moeder had er al vijf keer een ander lapje in gezet, en nu de zesde scheur er was, wist
ze echt niet meer, waar ze het zesde lapje moest
naaien. Ze naaide de scheur zoo’n beetje dicht, en nu moest het jongetje zóó voorzichtig loopen, dat hij zich haast niet durfde bewegen.
Ik hoef niet te vertellen, hoe blij hij met Daan’s broek was! Ze paste precies, en hij mocht er zoo Ze p*,u prec,e*'" ‘ hard mee loopen en met zijn beenen zwaaien, als hij zelf maar wou!
Dat jongetje heeft de broek wel twee jaar gedragen. Hij zat er altijd mee op den drempel van hun huis, om op de mondharmonica te spelen. Maar daar kon de broek wel tegen! Zij
had al veel erger dingen beleefd!
Na die twee jaar was het jongetje er uitgegroeid. Er was geen kleinere jongen in huis.
Toen knipte zijn moeder haar uit elkaar, — die moeder kon net zoo tooveren als de moeder van Johan en Willem en Daan, —