Zingen, gymnastiek en rekenen en aardrijkskunde en geschiedenis. Heelemaal geen lezen en schrijven, want in Kikker-dorp zijn geen boekwinkels. Wat gemakkelijk, hé? Maar daardoor krijgen ze ook geen bibliotheekboeken, en dat is alweer jammer!
Zingen, — nou, dat hebben jullie zeker al eens gehoord. Het liefst zingen ze het Kikkersche volkslied. Dat is zoo:
w't'i
€J
„Wok wok wok wokker wok-kok-kok,
Rik kik kik rik-kik kik-kik,
Wok rik kok wik rek kek kek-kek,
Wok rik kek kik kik kok!”
Daar verstaan jullie natuurlijk niets van; dat komt, doordat jullie geen kikkers bent. Het beteekent: „Wat hebben we toch een mooie stem en wat klinkt ons liedje toch fijn! Verbeeld je eens, dat er geen Kikkerdorp was! Wat zou dat akelig zijn!” In de eerste klas doet de meester het telkens voor, want die domme kleuters kunnen het maar niet nadoen. Maar aan ’t eind van de tweede klas, als ze bijna van school af gaan, kunnen ze het al wat aardig. Dat komt, doordat ze zoo ijverig en zoet zijn.
Gymnastiek doen ze allemaal even graag. Dan mogen ze zwemmen en springen en duikelen, zooveel als ze maar willen. Voor een poosje hebben ze zóó mooi gymnastiek gedaan, dat de burgemeester ernaar is komen kijken. Hij vond het prachtig en hij was er zóó in verdiept, dat hij niet eens merkte, dat het kleine, brutale Zwabberstaartje stilletjes naar hem toe kwam en ineens met zijn staart den burgemeester z’n mooien, hoogen hoed afgooide. Je kunt wel begrijpen, hoe ’n pret de andere kikkervischjes hadden! Maar ’t stoute Zwabberstaartje moest voor straf drie heele uren lang met zijn staart in de hoogte staan. Gelukkig is de burgemeester nogal een goeie kikker, en toen Zwabberstaartje een kwartiertje zoo in de modder had gestaan, kreeg hij zóó’n medelijden, dat hij den kleinen kwajongen weer op zijn plaats zette, tusschen de zoete kikkervischjes in. Toen heeft Zwabberstaartje nog wel een uur lang % gehuild, zóó schaamde hij zich!
45