6
Toen Klaas thuis kwam, stond vaders gezicht heel zwart. || „Waarom heb je gezegd, dat je alle schoenen bezorgd had? || En waar heb je de schoenen gelaten?” ft
Klaas keek heel verschrikt. Dus dan hadden de kabouters % toch hun werk niet gedaan.
„Ik dacht... we hadden gelezen... dat de kabouters het wel eens deden, als je het werk maar eerst begonnen was.”
„Waar zijn de schoenen?” riep vader boos.
„Ik kan ze wel weer vinden,” zei Klaas met een klein stem- |f met je. §|
Maar toen Klaas er heen gestuurd was en in het donkere p hoekje keek, was er geen zak meer te vinden.
Het duurde heel lang voor ze terecht kwamen. .
Ze waren op het politiebureau. fi
En toen de menschen allemaal hun schoenen terug hadden E gekregen en vader zijn geld had ontvangen, had Klaas geleerd, || dat het maar het beste is om je werk zelf te doen en niet op de kaboutertjes te vertrouwen.
p
5. De poffert
Wouter helpt zijn moeder koken,
Met zijn neus haast in de pan.
Eerst moet dit nog, dan moet dat nog. Wouter weet er alles van.
Wouter zal je wel vertellen.
Hoe je appeltaarten bakt,
Hoe je flensjes klaar moet maken, Pudding, rijsttaart en gehakt.