Jeanne van Schaik-Willing. Allen ervaarden zo'n bezoek niet als een opoffering maar als een groot genoegen. Jeanne van Schaik-Willing was onder de indruk: 'Zij daar in bed, met het uiterlijk van een fijn beeldje van Chinees ivoor, heeft uit haar lijden waarden gewonnen waar de gezonde niet aan tippen kan. Haar onderscheidingsvermogen tussen hoofd- en bijzaken is veel scherper dan dat van de door het dagelijks leven overstelpte/ schreef ze in Singel 262. Madelon Székely-Lulofs in De Groene: 'Het eerste wat ik zie zijn haar arme handen, pijnlijk en krachteloos. Maar zij ontvangt me met haar stem, haar glimlach, haar ogen. En die zijn net als vroeger: levendig, intact. Ineens ben ik gerustgesteld. Met een enkel woord doet zij begrijpen en begrijpt zij zelve. Het is zó heerlijk makkelijk praten met haar. Het is hetzelfde als het lezen van haar werk: in al haar woorden het heldere begrip, de klare intelligentie, de warme menselijkheid.' Marianne gaf haar een boodschap mee voor haar literaire vrienden: 'Zeg hun dat ik nog met alles meeleef, van alles op de hoogte ben. Zeg hun dat ik alle tijdschriften, alle schrijvers lees.' Dat laatste deed ze niet kritiekloos. In een interview zei ze: 'De jonge generatie legt zichzelf geen reserves op. Ze leven in publiek hun persoonlijke moeilijkheden uit. Maar die moet een schrijver éérst verwerken voor hij ze zijn lezers voorzet.'
De verzorging van Marianne was duur. Sam Goudeket, de commissionair in effecten, had na de oorlog zijn oude beroep weer opgevat. In 1947 raakte hij verwikkeld in een nare affaire. Rob Kromer: 'Oom Sam had dollars. Het bezit daarvan moest worden aangegeven bij de regering. Dat vond hij zonde, je kreeg een rottige koers. Hij was mijn rooie oom, had de mond vol van het socialisme, maar ze moesten niet aan zijn centen komen. Om ze te sparen heeft hij ze op naam van zijn broer Jo in Amerika laten zetten. Een berichtje daarover stond in een Amerikaanse krant.' Via via kwam het bericht een ambtenaar van Lieftincks ministerie
89