Rotterdam. Zij had inmiddels een zoontje. Carla: 'Vlak voordat mijn moeder ziek werd is ze helemaal naar Rotterdam gelopen om Joannes te zien. Ze was heel bedreven in het organiseren. Op een bepaald moment had ze niet één kinderwagen voor ons geregeld, maar drie.'
Mariannes weerstand begaf het. Ze leed aan chronische ontstekingen, had erg pijnlijke handen en ze was totaal uitgeput. Ze werd met een vals persoonsbewijs opgenomen in het Sint Antoniusziekenhuis in Voorburg. Het ziekenhuis zorgde voor onderduikadressen voor ontslagen patiënten. 'In bed kun je na een lang leven met dichte ogen een hoop zien,' schreef ze in een persoonlijke notitie. 'Als ik een baby was kon ik niet onschuldiger leven.' Lien Oosthoek fungeerde als contactpersoon tussen Marianne, Hester en Guus en later ook Carla. Ze schreef brieven naar Sams onderduikadres waarin ze vertelde hoe het met Judith ging. 'Ik noemde nooit haar naam, we hadden het over "het palmpje", het palmpje dat tegen de verdrukking in groeit.' Ze zocht Marianne wekelijks op in het ziekenhuis, soms met Judith, en maakte Mariannes ontreddering van dichtbij mee: 'Ik had medelijden met haar, ze was zo hulpbehoevend, buiten haar schuld. Ik deed ook de was voor haar, wat niet eenvoudig was in die tijd. Ze was blij als ik kwam. Ze was volkomen afhankelijk geworden, een zielig vogeltje. Ze bestond letterlijk en figuurlijk niet meer. Ze mocht Marianne Philips niet zijn en ze was Marianne Philips ook niet meer.'
Vanuit het ziekenhuis schreef Marianne Sam: 'Jammer dat ik nooit begrepen heb, hoe goed we het hadden, of liever, hoe moeilijk een mens het later krijgen kan. (...) Laten we elkaar vertroetelen, en als we nog woorden willen hebben, dan maar over de kamertemperatuur. Waren we maar zover.'
Op 3 maart 1945 bombardeerden de geallieerden Den Haag. Het ziekenhuis werd gevorderd. Op een bakfiets werd ze, doodziek en sterk vermagerd, naar vrienden in de buurt gebracht. Daar beleefde ze de bevrijding. Vier
86