Op 19 juni 1943 kreeg Hester, die met Guus was ondergedoken bij vrienden in Voorburg, een dochter, Judith. Marianne gaf Hester als geschenk het boekje van frère Laurent. Hester waardeerde de strekking van De doolhof, maar deelde haar moeders enthousiasme voor de Pratique de la Présence de Dieu niet. Na de bevalling werd Hester ernstig ziek. Ze leed, net als Marianne na de geboorte van Hester, aan een postnatale depressie. Ze lag in het ziekenhuis met het persoonsbewijs van Lien Oosthoek. Judith Belinfante vertelde in 1985 Ischa Meijer over de eerste twee jaar van haar leven. Hij interviewde haar als directeur van het Joods Historisch Museum voor Vrij Nederland. 'Een niet-joods meisje heeft mij als haar kind bij de burgerlijke stand aangegeven. Ik was dus officieel geen joods kind, en hoefde niet ondergedoken te blijven. Ik ben in de oorlog bij mijn pseudo-moeder gebleven. Na 1945 ben ik via ingewikkelde procedures in mijn huidige identiteit opgedoken. Ik was twee toen ik terugkwam bij mijn ouders.'
De pseudo-moeder was Lien Oosthoek. Lien: 'Judith is de 28e juni pas aangegeven, door de dokter, als Willy Clara Oosthoek. Twee dagen later heb ik haar gehaald, nadat ik het met mijn ouders had besproken. Ik was eenentwintig. Judith groeide op in een gezin met acht volwassenen, mijn ouders, broers en zusjes. We waren allemaal gek op het kind. Mensen dachten dat ze een moffenkind was - des te beter.'
Marianne kwam soms op bezoek als mevrouw Hey-boer, om haar kleinkind te zien. Lien Oosthoek: 'Ze heeft nooit gevraagd of ze het kindje in bad mocht doen of het een flesje mocht geven, maar ze wilde zich wel met de verzorging bemoeien. Ze probeerde hautain te doen tegen mijn moeder, maar dat lukte niet, mijn moeder was een rustige vrouw, ze liet zich niet intimideren. Mijn moeder was kamenierster geweest bij mevrouw Kröller-Müller. Ze had meer van de wereld gezien dan "grootmoeder", zoals we Marianne noemden.'
Carla verliet begin r944 haar huis in Hippolytushoef, waar Paul predikant was, om onder te duiken in
85