legde Marianne Knuvelder uit. Ze zou met hetzelfde gemak een taoïstisch of boeddhistisch moment van verlichting kunnen weergeven. 'En zelfs een godsdienstloze bekering, zoals ik deed in De koningsweg. Want ik meen dat de werkelijke toewijding en overgave aan God bij elk mens slechts op diens bijzondere wijze mogelijk is.' Ze vertelde wie model had gestaan voor de benedictijn: frère Laurent, een in 1691 overleden karmeliet. Zijn brieven en gesprekken, Pratique de la Présence de Dieu, bezat ze in een Engelse vertaling -het boekje was populair in Amerika en Engeland.
Terwijl ze de laatste hand legde aan De doolhof zette Marianne een stap die iedereen verbaasde. Op 26 september 1940 liet ze zich dopen tot lid van de vrij-katho-lieke Kerk in de kapel van Sint Michaël en Alle Engelen in Huizen. Zij verkoos uiteindelijk liturgie en belijdenis boven de uitgangspunten van de theosofie. De vrij-katholieke geloofsgemeenschap was in 1916 ontstaan in Engeland, en vandaar uit verbreid. De liturgie komt overeen met die van de oud-katholieke Kerk. De leer is ondogmatisch en laat iedereen geheel vrij in de persoonlijke interpretatie.
Het is tekenend voor Marianne dat ze van tevoren met niemand over dit besluit had gesproken. Haar diepste gevoelens heeft ze nooit met iemand kunnen - of willen - delen. In de woorden van haar dochter: 'Ze had een zekere distantie ten opzichte van de mensen die het dichtst bij haar waren.' Ze fietste die zondag alleen naar de kerk, en keerde na de plechtigheid alleen terug. Ze volstond met een korte mededeling over de doop aan haar huisgenoten. Voor Sam was haar belangstelling voor verheven zaken altijd al een raadsel, hij moest er niets van hebben, maar liet haar, tolerant als hij was, ook nu vrij. Aan Carla schreef ze: 'Niet lief van vader om te zeggen dat ik naar de kerk ga om "eruit" te zijn. Maar het is een feit dat de kerk het makkelijker maakt om "erin" te zijn.'
Bij het socialisme had ze niet gevonden wat ze zocht,
79