voor de Propaganda van het Nederlandse Boek wilde met het boekenweekgeschenk voor 1938 aandacht besteden aan een ondergewaardeerd genre, de novelle. Het geschenk zou drie novellen bevatten. F. Bordewijk, Marie Koenen en Marianne Philips werden uitgenodigd er een te schrijven. In korte tijd voltooide zij haar bijdrage, De koningsweg. Een eigenzinnige schipper met een harde kop moet op kerstavond - de andere schippers zijn met hun gezinnen naar de nachtmis - de wacht houden bij een rij aken. Hij laat zich even afleiden door een prostituee. Op dat moment slaan dieven hun slag. Hij legt onder bedreiging een valse getuigenis af. Dat gaat hem dwarszitten. Biechten wil hij niet. Een wijze, bevriende schipper zegt dat er geen andere remedie is dan te leren met God te verkeren. Niet volgens de leerstellingen van de kerk, maar door je er simpelweg voor open te stellen. Dat doet hij, en 'de vrijheid stroomt door zijn lichaam. God heeft hem aangenomen zoals hij is: een man.' Marianne schreef aan Elisabeth Zemike, die met Anton Coolen het boekenweekgeschenk redigeerde: 'Er is in mijn hele novelle geen realistische bedoeling, alles staat er als een weerkaatsing van een geestelijk gebeuren.' Als iemand zich maar persoonlijk tot God richt is het goed, was haar standpunt. In christelijke kringen werd schande gesproken van de elitaire houding van de schipper. Het verhaal De koningsweg was 'een wanklank op een feest'. Al was het knap geschreven, het was 'misplaatst in een uitgave die onder een zeer groot publiek moet worden gebracht'. Maar bij de loge waren ze tevreden. Bij de cpnb ook.
Net als de schipper had Marianne zelf ook een elitaire opvatting over de weg tot God. Uit een artikel in Theosofie blijkt, dat ze een onderscheid maakte tussen de eredienst van de massa en die van 'hoger ontwikkelde, alleenstaande individuen' als mystici. Voor de massa waren er kerken, de mystici konden rechtstreeks, zonder bemiddeling, in contact treden met God.
71