achter de tegenstellingen'.
Als klein kind is Henri een gevoelige, introverte jongen. Zijn moeder heeft zich kort na zijn geboorte verdronken, hij wordt opgevoed door een huishoudster. De vader houdt voor de vorm vast aan de joodse godsdienstige voorschriften, maar laat ze los als hij hertrouwt met een heel jonge, niet-joodse Française. Henri's liefste bezigheid is tekenen. Gebeurtenissen om hem heen - zijn nare schooltijd, het vreemde huwelijk van zijn vader, de opwindende spoorwegstaking van 1903 -ondergaat hij als een outsider. Toch zijn er mensen bij wie hij zich wel betrokken voelt. Mietje van de overkant, zoals hij zijn jeugdvriendinnetje in gedachten noemt. Zijn vriend Mark Zadoks, met zijn vurige liefde voor het socialisme. En zijn zachtmoedige oude oom Eli, een orthodoxe jood.
Op de dag dat Henri eindexamen hbs moet doen komt hij toevallig Mietje tegen. Zij merkt zijn tegenzin op en zegt nuchter: 'Zie je dan niet dat je nooit hoeft te doen wat de anderen willen, als je zelf maar weet wat je wil?' Wil ik eigenlijk iets? vraagt hij zich af. Ja. Geen opleiding tot zakenman, maar naar de kunstacademie. En geen eindexamen doen, maar met Mietje wandelen langs de Zuiderzee. 'Hij stak zijn arm onder Mietjes arm. Zo stapten ze weg naar de Geldersekade. Boven hun hoofden speelde het carillon.'
Marianne was tevreden over het resultaat, blij dat ze erin was geslaagd om Henri zijn kinderlijke glimlach, 'als die van de wijze mens die zijn leven al heeft geleefd', het hele boek door te laten behouden. Daar had ze veel zorg aan besteed. Henri, haar 'heldje', mocht niet overkomen wat er met haarzelf was gebeurd. 'Zijn kindererfdeel wordt nooit zo weggemetseld,' zei ze in een lezing, 'dat hij een psychoanalist nodig heeft om hem open te maken. Ik heb in dit boek zeer stellig niet vanuit psychoanalytische hypothesen gewerkt.'
Deze keer hoefde ze niet te lijden onder slechte kritieken. Het boek, met een mooie illustratie van Tjerk
64