beschouwd', oordeelde Roel Houwink in De stroom. China-kenner Schotman was verbaasd, noteerde hij in zijn bespreking, dat Marianne Philips, die het land alleen kende uit lectuur en door inlevingsvermogen, een 'sinologisch doorwrocht verhaal' had weten te schrijven. 'Hier is, machtiger, strenger, onbarmhartiger dan in Andersens De Nachtegaal, het wrede van het Keizers-China tot aangrijpende vorm gekomen.'
Zij kreeg zelfs een compliment van een van haar politieke kennissen. Sam de Wolff, een oude strijdmakker die niets van Mariannes hang naar het religieus-socia-lisme moest hebben, schreef haar op 4 november 1932 een brief: 'Geachte tegenstandster en partijgenote, Hartelijk dank voor je pennevrucht, die je me gestuurd hebt. Vanuit deze sfeer kan ik je volkomen benaderen, begrijpen en bewonderen. Helaas, dat zulks niet gaat in heel wat sferen des geestes.'
Marianne Philips stond niet alleen in haar belangstelling voor de oosterse filosofie. Het was in de jaren twintig en dertig een modieus thema in West-Europa - en ook in het Gooi. In haar omgeving kende zij een jonge sinoloog met wie zij historische details uit haar novelle had besproken. Kennissen brachten haar in contact met de theosofische vereniging, die een loge heeft in Bussum. De denkwijze van de vereniging was niet nieuw voor haar, al in de tijd dat ze in Amsterdam bij Asscher werkte grasduinde ze in theosofische boekwinkels. De eerste religieus-socialisten waren theosofen, ook Jacob Bendien was theosoof. Aan de Internationale School voor Wijsbegeerte in Amersfoort volgde ze een cursus van Jung over Krishnamurti. En herhaaldelijk woonde ze daar de colleges bij van de joodse gods-dienstfilosoof Martin Buber. Buber had in Ich und Du de relatie tussen mens en medemens geplaatst binnen een weten van God. De mens kan Hem niet zoeken, omdat Hij overal is. Bubers gedachten spraken haar aan, evenals zijn boeiende lessen over het chassidisme, een religieus-orthodoxe beweging uit de eerste helft
54