van de achttiende eeuw. Carla: 'Moeder heeft haar joodse wortels nooit genegeerd. Mijn vader was atheïst. Zij zocht naar een kader voor haar religieuze gevoelens.'
In het voorjaar van 1931 vertrok dr. Van der Hoop naar Wenen om bij Freud een seminar te volgen. Marianne reisde hem achterna, ze wilde de psychoanalyse niet onderbreken. Als paying guest woonde ze bij een familie in een groot, oud huis aan de Luftbadgasse 5. Het kostte haar moeite om los te komen van wat ze achterliet, maar daarna had ze er een heerlijke tijd. Ze zwierf door de stad, genoot van theaters en musea, luisterde naar de Wiener Sangerknaben - 'de echte, niet de export-Knaben die men ons zendt' - en maakte overal aantekeningen van.
Zin om naar huis, 'de gevangenis', te gaan had ze niet, al was haar verblijf in Wenen voor Sam financieel een zware last - het was nog steeds crisistijd. Ze werd zelfs een tikje mondain, bezweek voor een gewaagde hoed. Ze staat ermee op een foto, een brede rand krult vrolijk omhoog. Ze ziet er elegant uit in een gebloemde jurk met bijpassend jasje - donkerblauw met goud, herinnert Carla zich - hoge hakjes, handschoenen, een fluwelen tas met beugel aan haar arm.
Begin juli gaf Marianne gehoor aan de steeds dringender oproepen in Sams brieven om terug te komen. Ze reisde, als herboren door de nieuwe ervaringen, naar huis, was blij iedereen na tien weken weer te zien. Maar al snel ervaarde ze het gewone leven weer als een juk en het huishouden, ondanks een werkster en een huishoudster, als dwangarbeid. Wat haar kinderen tijdens haar afwezigheid hadden ervaren ontging haar. Hester, die in die periode eindexamen had gedaan, voelde zich verwaarloosd. Carla: 'We zeiden wel eens: "Moeder begrijpt van haar romanfiguren veel meer dan van ons." We hadden daar beslist wel moeite mee.'
Na het Weense intermezzo voelde Marianne zich zo evenwichtig, dat ze de analyse beëindigde, tegen de zin van dr. Van der Hoop. Ze dacht dat ze zichzelf in de
SS