89
NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN
toch immers van Napoleon en steunde daarop om integendeel aan te dringen, dat men zelfs strenger te St. Helena zou optreden. Het gevolg was dan ook, dat — na een resolutie van Rusland, waarvan een evenbeeld in vunsheid, vuilheid, leugen, laagheid en kwade trouw, moeilijk ergens te vinden is — door het congres de volgende zes artikelen zijn aangenomen:
1. Dat Napoleon Bonaparte zich door eigen schuld van alle andere rechten dan die der menschelijkheid ten zijnen gunste heeft beroofd en dat de voorzorgsmaatregelen ten zijnen opzichte, die de rust en het algemeen heil eischen, geheel onderworpen zijn aan het verlichte oordeel der vereenigde Souvereinen.
2. Dat de overeenkomst van den 2den Augustus 1815, hem bepaaldelijk den gevangene verklaart van hen, die het verdrag van den 25sten Maart 1815 hebben onderteekend.
3. Dat een dergelijke clausule aan geen der Mogendheden veroorlooft, en minder aan een andere dan aan die waaraan uitsluitend zijn bewaking is toevertrouwd, van de verplichting af te wijken, die men heeft overeengekomen of er zich aan bloot te stellen, door welke overwegingen dan ook, dat de uitwerking van deze overeenkomst wordt te niet gedaan, ten koste van den algemeenen vrede.
4. Dat de voorzorgsmaatregelen, in de oorspronkelijke instructies van de regeering van Zijn Britsche Majesteit, en vernieuwd in de depêche van Lord Bathurst aan Sir Hudson Lowe, van den lsten September 1818, de algemeene toestemming van de Mogendheden hebben ontvangen, die bovengenoemde overeenkomst hebben onderteekend en dat zij de zachtheden, die de menschelijkheid en de grootmoedigheid kunnen voorschrijven, wat de uitvoering van deze instructies betreft, goedkeuren, gezien de plaats, die Zijn Koninklijke Hoogheid, de Prins-Regent, inneemt door het feit, dat Bonaparte zich aan de Engelsche regeering heeft overgegeven.
5. Dat zoolang de commissarissen der Mogendheden, die aan het verdrag van den 2den Augustus 1815 hebben deelgenomen, hun verblijf op St.-Helena zullen verlengen, de gouverneur wordt uitgenoodigd, hen in staat te stellen om het doel van hun zending te vervullen door die middelen, welke hij het meest geschikt zal oordeelen.
6. Dat alle briefwisseling met den gevangene, geldzending ol welke mededeeling dan ook, die niet eerst aan het toezicht van den Engelschen gouverneur of van zijn commissarissen zal zijn