81
NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN
Dantzig te doen, met het oog op een mogelijke oorlog met Rusland. Góurgaud verkeerde daarna voortdurend in de omgeving van den Keizer, maakte den veldtocht naar Rusland mee — hij werd voor Smolensk verwond — woonde den slag bij Borodino bij en was een der eersten die Moscou binnen drong. Op den terugtocht zwom hij — om, vóór dat de bruggen geslagen waren, den oever aan den overkant te verkennen — de Beresina over. Door zijn optreden in den slag van Leipzig, ontsnapte de achterhoede van het Fransche leger aan het gevaar gevangen te worden genomen. Ook in den strijd tegen de geallieerden nam hij een verdienstelijk aandeel. Ofschoon hij na Napoleon’s aftreden, door Lodewijk den achttiende tot chef van den generalen staf der artillerie was benoemd nam hij — na de terugkomst van Napoleon, zijn vroegere plaats weer naast hem in, streed bij Waterloo en vergezelde hem naar Rochefort, nadat hij — misschien de eenige benoeming door Napoleon in die dagen, toen het keizerrijk al niet meer bestond, gedaan — tot brigadegeneraal was bevorderd. Te Malmaison had de Keizer hem gezegd, dat hij Planat had uitgezocht om met hem mee te gaan, maar Góurgaud reisde op eigen houtje naar Rochefort en deed alle moeite om zich mee in te schepen op de Belleroohon, wat hem gelukte. Toen verschillende personen uit het gevolg van den Keizer over andere schepen werden verdeeld, had Góurgaud het geluk, dat Planat van de Bellerophon werd verwijderd, waardoor hij de gelegenheid had, om door allerlei middelen, door smeekingen en gebeden, van Bertrand gedaan te krijgen, dat deze hem op de lijst zou plaatsen van de officieren, die Napoleon zouden vergezellen. Het was de eenige weg, die voor hem open stond om — waar het onmogelijk was iets van de toekomstige gebeurtenissen te voorspellen — zich zoo veel mogelijk te vrijwaren voor de nadeelige gevolgen, die het feit kon hebben, dat hij zich weer bij Napoleon had aangesloten en om nog eenig voordeel uit den toestand te verkrijgen, waarin hij, door den samenloop der omstandigheden en, tot een zekere hoogte, door zijn eigen toedoen was gekomen.
Niet alleen echter, waren de wijze van optreden van Góurgaud tegenover Napoleon en de toon, die hij aansloeg de oorzaken, waardoor hij diens bestaan onaangenaam maakte, maar vooral zijn omgang met de anderen, waarmee hij voortdurend, door zijn jaloerschheid, twist had en onder wien hij telkens twisten aanstookte, die op Napoleon terug werkten en waarin deze
Napoleons laatste levensjaren 6