233
NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN
13de Vendémiaire, gevolgd door de veldtocht van Italië (1796 -’97), waarvan twee lezingen bestaan, één door Las Cases geschreven en de tweede, waarschijnlijk, door de Montholon; ten tweede de, veldtocht naar Egypte, eveneens door twee personen te boek gesteld, namelijk door Gourgaud en de Montholon; ten derde het Directoire-tijdperk en ten vierde, de 18me Brumaire en de eerste tijden van het Consulaat. Het laatste gedeelte der Mémoires bevat : ten eerste, Elba en de Cent Jours en ten tweede, Water-loo, dat een voortdurende praeoccupatie voor Napoleon was en bleef. Al op de Northumberland hield Napoleon er zich mee bezig en deze eerste lezing is door Gourgaud mee naar Europa genomen en in het licht gegeven. Een tweede bewerking, door Napoleon zelf ter hand genomen, is door O’Meara in het licht gegeven. Het midden-deel, loopend over de periode 1801 - 1814 en die van vóór 1793, is niet zonder opheldering van de hand van Napoleon gebleven en behandelt een lange reeks van verschillende onderwerpen.
Wat de werken betreft, die een uitvloeisel of een gevolg van verschillende omstandigheden zijn, deze groep bevat voornamelijk antwoorden of weerleggingen en verbeteringen van geschriften en brochures, die over zijn regeering of over zijn persoon handelen. In tegenstelling met de Mémoires, bevatten zij weinig politiek en weinig over krijgskunde, maar handelen voornamelijk over hem zelf en over zijn gevoelens. Het zijn het „Manuscript de 1’ile d’Elbe ou des Bourbons en 1815” aan-teekeningen op het werk van den abbé de Pradt, „Histoire de 1’Ambassade de Varsovie”; een antwoord en een tegenwerping op een redevoering van lord Bathurst, den 18den Maart 1817 door dezen in het Parlement gehouden. Napoleoh had gehoopt dat of lord Amherst, óf admiraal Malcolm dit antwoord mes naar Engeland zou willen nemen en daar het licht doen zien. Beiden echter weigerden en waarschijnlijk is het O’Meara geweest, die het later openbaar heeft gemaakt. Vervolgens de „Lettres du Cap,” die een weerlegging, verbetering en aanvulling der brieven van Warden zijn, aanteekeningen op het „Manuscript venu de Sainte Hélène d’une manière inconnue,” waarvan de schrijver langen tijd onbekend is gebleven, dat velen aan Napoleon toeschreven en waarvan ieder, ook Napoleon zelf, de herkomst trachtte te raden (later pas is men tot de ontdekking gekomen, dat een inwoner van Genève — Lullin de Chateauvieux — er de schrijver van is); de „Letters from the