NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN 229
s’Avonds, na het diner, wanneer het kleine troepje — de dames zoo mooi mogelijk in haar verouderd en verdofd costuum gekleed, waarover Napoleon haar soms goedig bespotte, terwijl hij een vergelijking maakte tusschen haar tegenwoordige toiletten en die, welke zij in de Tuileriën droegen; de mannen in vol ornaat van hun generaals-uniform of hun hof-kleedij — rondom hem verzameld was, nam hij zijn toevlucht tot het eenige redmiddel om de eentonige, kleurlooze, altijd dezelfde, langdurende uren door te komen, namelijk tot lezen. Dikwijls vroeg hij: „Qu’allons-nous lire ce soir? Oü voulez-vous aller? A lacomédie, ou a la tragédie?” Men wist welke zijn voorkeur was en koos meestal de tragedie, een werk van Racine, van Corneille of van Voltaire, maar vooral Corneille. Meestal begon hij zelf een scène te lezen. Hij las goed, met vuur en gevoel, maar had geen notie van de maat, zoodat hij dikwijls, zonder het te bemerken, de vers-regels bedierf door er een paar voeten bij te voegen of af te laten. Daarbij was zijn herinnering voor namen zeer slecht, zoodat de beroemde regel:
„Soyons amis, Cinna, c’est moi qui t’en convie,” verlengt en misvormd werd in:
„Scylla, soyons amis, Scylla, c’est moi qui t’en convie,”. Soms, doordat hij zoo dikwijls hetzelfde wilde lezen, verflauwde de belangstelling van het auditorium en viel er iemand in slaap. Wanneer hij dat zag — en hij zag het bijna altijd — klonk op eens een streng: „Madame de Montholon, vous dormez,” of „Gourgaud, réveillez-vous,” en dwong hij den slaper, tot straf, om met lezen voort te gaan. Dan ging hij zitten luisteren, maar
.....vijf minuten later sliep hij zelf. Hij had zóó dikwijls
Zaïre van Voltaire voorgelezen, dat Mad. de Montholon en Gourgaud afspraken het heel te verstoppen, om het niet meer te hooren. Maar het gaf niets, hij vroeg het terug en plaatste het weer op het répertoire.
Ook Molière en Beaumarchais werden veel door hem gelezen; eveneens de Mille et une Nuits en soms de Bijbel. Wanneer men den avond tot elf uur was doorgekomen — soms las men wel, zonder het te bemerken, tot middernacht — betoonde de Keizer een echte vreugde over wat hij zijn „conquête sur le temps,” 1’une de ses moins faciles conquêtes” noemde. Nous n’avons de trop ici que du temps,” bitter-spotte hij dikwijls.
In den beginne was men verstoken van couranten. De Engel-sche regeering veroorloofde niet, dat Napoleon zich abonneerde