222 NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN uitgaven te maken, maar geen takt om verspilling en verkwisting te voorkomen en te beletten. De taak om het Huis te besturen was wel is waar aan Bertrand als grand maréchal opgedragen en het was aan hem toegewezen, overal het oog over te laten gaan, maar wijl deze met zijn huisgezin niet op Longwood doch er buiten woonde, terwijl de Montholon in Longwood zelf gehuisvest was, trad deze langzamerhand ongemerkt in diens functies en maakte zich geheel van de taak van Bertrand meester, zonder dat deze er iets aan kon doen, of — terwijl hij met de administratie van de Montholon volstrekt niet tevreden was en er ettelijke aanmerkingen op had — er zich tegen kon verzetten en haar doen veranderen. Dat er inderdaad aan de ééne kant verkwist werd, terwijl er aan den anderen kant te weinig was — zooals uit een inspectie, die Napoleon over de tafels en het eten van de bedienden hield, bleek — bewijst het schrijven van Gourgaud, die op den 2den juli ’16 in zijn journal schrijft: „Suivant moi, il y a beaucoup de gaspillage. Cela attriste 1’Empereur qui va chez Mad. de Montholon discuter le menu de son diner. J’affirme que les domestiques gachent et qu’il est impossible que 1’on boive dix-sept bouteilles de vin ou que 1’on mange quatre vingt huit livres de viande et neuf poulets par jour: c’est donner prise contre nous. Dans notre position, prendre le moins possible est ce qu’il y a de mieux.”
Napoleon had bij verschillende bankiers in Europa geld liggen en kon ook van anderen geld krijgen. Doch hij wilde daarvan geen gebruik maken, zoolang het verbod niet werd opgeheven, dat ook brieven, die daarover gingen, door den gouverneur zouden worden gelezen en dat men dus zou weten, wie hem geld toezonden. Hudson Lowe nu, ging nauwkeurig alle uitgaven van Longwood na en vond, dat er inderdaad te veel werd uitgegeven. Doch in plaats van Napoleon buiten deze kwestie te laten en alles diesbetreffend met de Montholon af te handelen (Bertrand had, na een eerste gesprek, dat nogal stormachtig was geweest, geweigerd verder over deze kwestie met hem te spreken) viel hij den Keizer herhaaldelijk lastig met brieven en met het verzoek hem te mogen bewijzen, dat er te veel gebruikt werd. Hij keek alle rekeningen na, pingelde op de hoeveelheden vleesch, op het brood, de wijn enz. die er gebruikt werden en begon — nadat hij Piontkowski, Rousseau, Archambaud en Santini van het eiland had verwijderd — inderdaad eenige bezuinigingen in te voeren en waarschuwde, dat zijn gouvernement in geen