NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN 197
commissaris. Want geld kostten zij! De marquis de Montchenu had een honorarium van 30.000 francs per jaar, maar vroeg — met het oog op de duurte van het leven op St. Helena — dadelijk verhooging en kreeg 50.000 francs. Zoowel baron Stürmer als de comte Balmain volgden zijn voorbeeld, terwijl zij al van den beginne een hooger honorarium hadden, en kregen die verhooging eveneens. En dat, terwijl de instelling — ten gevolge van de verschillende instructies aan ieder der commissarissen gegeven — absoluut nutteloos bleek te zijn. Inderdaad — één van de drie, Montchenu, uitgezonderd, die tot na Napoleon’s dood op het eiland bleef en die toegelaten werd om diens lijk te bezichtigen — heeft geen der drie, gedurende zijn verblijf op het eiland, Napoleon van aangezicht tot aangezicht mogen zien.
In den beginne, toen Napoleon vernomen had, dat er commissarissen waren aangekomen, had hij gehoopt, dat zij voorzien zouden zijn van geloofsbrieven, door hun souvereinen afgegeven, die hen, tot een zekere hoogte, tot hun gevolmachtigden bij hem zouden verheffen en dat zij — eenmaal bij hem toegelaten (wat zeer gemakkelijk ging; immers hadden zij daarvoor, ingevolge de regeling door admiraal Cockburn ingesteld, niet anders te doen dan door den grand-maréchal audiëntie te doen aanvragen) — een soort corps diplomatique rondom hem zouden vormen. Hij had inlichtingen ingewonnen en wist wie en hoe de Russische en de Oostenrijksche commissaris waren, wat hij aan hen zou hebben. Montchenu kende hij van vroeger, al van heel vroeg toen hij nog luitenant te Valence en Montchenu er kolonel was. De gouverneur had, door admiraal Malcolm, den Keizer laten vragen, of hij de commissarissen wilde ontvangen. Doch deze antwoordde: „Comment voulez-vous que je voie ces gens-la? Qui est-ce qui les envoie? Est-ce 1’Autriche? Est-ce 1’Empereur de Russie ? . .. Et ne serait-ce pas me reconnaitre prisonnier de 1’Europe que de voir les commissaires? Je suis le vótre paree que vous me tenez, c’est de fait, non pas de droit.” De gouverneur deed zelf moeite bij den grand-maréchal en sprak er daarna nog eens met den Keizer over, er op wijzend, dat de commissarissen op St. Helena waren gekomen, alleen om te voldoen aan de overeenkomst van den 2den Augustus 1815. Deze bleef echter volharden en zeide: „S’ils veulent me voir comme particuliers, qu’ils s’adressent au grand-maréchal, rien ne s’y oppose; s’ils veulent me voir comme commissaires, qu’on me montre la convention et je verrai.” Niemand nu, had er aan