172
NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN
Lowe gedwongen zijn functies neer te leggen, beschuldigd zich te hebben laten omkoopen.
Wanneer Montchenu, de Fransche commissaris, die zoo’n beetje liefhebbert in tuinbouw, van Montholon witte en groene pronk-boonen heeft gekregen, vindt Hudson Lowe daarin een verdacht teeken! In de witte boonen ziet hij een toespeling op het wapen van de Bourbons, in de groene een op de livrei der bedienden van Napoleon en stuurt daarover een gewichtigen brief aan zijn gouvernement. Het komt hem voor, schrijft hij daarin, dat de Marquis de Montchenu meer in de vormen zou hebben gehandeld, door ze te weigeren; maar nu hij dat niet heeft gedaan, had hij alleen de witte moeten aannemen!
De kinderen van Bertrand gaan op een dag bij Montchenu déjeuneeren. De kleine jongen, die een portret van Lodewijk den 18de ziet hangen, vraagt: wie die „dikzak” is en roept, nadat men het hem heeft gezegd, uit: dat dit een groote schelm moet zijn; terwijl zijn zusje Hortense een grooten afkeer tegen de witte cocarde vertoont, waarover men zich niet kan verwonderen, waar men haar altijd heeft gezegd, dat de partij, die deze draagt haar familie heeft geruïneerd en haar vader ter dood heelt veroordeeld. De gezegden van deze twee kinderen worden hoogst nauwkeurig en als van het hoogste gewicht door den gouverneur aan zijn regeering overgebracht!
Hudson Lowe, zelf ontbloot van alle noblesse en zelf karakterloos, kon bij een ander noch noblesse, noch karakter veronderstellen. Hij begreep niet eens welke beleedigingen hij Napoleon aandeed en welke deze hem — de weinige keeren, dat hij een altercatie met hem heeft gehad — toevoegde. Hij had de onbehoorlijkheid hem een uitnoodiging voor een diner te zenden, geadresseerd aan den „generaal Bonaparte”, met de bijvoeging, dat er een dame was, die hem gaarne zou willen ontmoeten: „Si les arrangements du général Bonaparte ne s’y opposent pas, sir Hudson Lowe et lady Lowe le prient de vouloir venir diner chez eux, lundi, a six heures, pour se rencontrer avec la Com-tesse. Ils prient le comte Bertrand de lui faire part de cette invitation et de leur transmettre sa réponse.” De „Comtesse” was lady Loudon, de echtgenoote van lord Moira, den gouverneur generaal van Indië. De Keizer, aan wien Bertrand deze uitnoodiging overbracht, antwoordde er niet eens op. En toen Montholon spottend tot Hudson Lowe zeide, dat de Keizer geen gebruik van zijn uitnoodiging kon maken, omdat Plantation