NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN 167
over vreemdelingen heeft gevoerd; een vereerder van allen die in socialen rang boven hem zijn geplaatst, komen alle vorsten en grooten van Europa na die van Engeland: eerst de koning van Engeland, daarna de pairs, de grootwaardigheid-bekleeders, de dragers van hooge titels en daarna de vorsten van Europa, die in zijn oog altijd min of meer de loontrekkers van Engeland zijn en ondergeschikt aan de Engelsche natie. De Franschen bestaan heelemaal niet voor hem, zij die tegen hun wettelijken vorst zijn opgestaan en een revolutie hebben bewerkt, waaruit zoodanige democratische opvattingen zijn geboren, dat een „avonturier” als Napoleon zijn loopbaan heeft kunnen vervullen. En daarbij — en vooral — is hij soldaat. Een soldaat voor wien alleen en uitsluitend het consigne, zijn instructie en het reglement gelden, die hij blindelings en zonder nadenken opvolgt, vervuld als hij is met een bijna afgodische vereering voor het bevel, dat hem van hoogerhand wordt uitgevaardigd.
Waar het voor iedereen moeilijk zou zijn geweest te slagen op een post, zooals aan Hudson Lowe werd opgedragen — de Montholon zelf heeft bekend, dat het een engel onmogelijk zou zijn geweest het hem naar den zin te maken! — was het voor hem niet mogelijk. Had hem niet het ongeluk getroffen voor die post te worden aangewezen en had hij niet het, voor hem zeker, nog grooter ongeluk gehad, die aan te nemen, hij zou waarschijnlijk door het leven zijn gegaan en er uit zijn verdwenen, rustig en geëerd, als zoovele andere officieren, die een zelfden loopbaan als hij hebben doorgemaakt en die een zelfde hooge rang als hij hebben bereikt. Nu maakte zijn geheele persoonlijkheid een slagen in zijn betrekking ondoenlijk. En zij naam staat ten eeuwige dage gebrandmerkt in de geschiedenis.
Wie over hem heeft geschreven — zelfs zijn verdediger Forsyth, die aanteekent, dat hij niets bezat, waardoor hij, ook voor zijn beste vrienden, een aantrekkelijke persoonlijkheid was — heeft van hem gezegd, dat hij een kleingeestig, benepen karakter had, dat hij onwetend was, prikkelbaar, zonder eenige takt. Zelfs zijn uiterlijk was afstootend: „Son oeil, en me regar-dant, zeide Napoleon van hem, den eersten keer, dat hij hem zag, est celui d’une hyène prise dans un piège.” En lord Rosebery verhaalt hoe een lady Granville, die hem twee jaar, nadat hij St. Helena had verlaten, ontmoette, hem het uiterlijk vond hebben van een duivel. Maar vooral was hij zoo verre