127
NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN
„Rome.”
„Van Rusland?”
„Tegenwoordig Sint-Petersburg, maar vroeger Moscou.”
Toen zij den naam Moscou uitsprak, stond hij plotseling op en terwijl hij haar strak aanstaarde, vroeg hij op een strenge toon: „Wie heeft Moscou verbrand?”
Zij zweeg. Door de plotselinge verandering van zijn gezicht, voelde zij haar vroegere vrees weer op-klemmen. Men had dikwijls, waar zij bij was, over Moscou gesproken en er over geredeneerd aan wien, aan de Franschen of aan de Russen de brand van Moscou moest worden geweten. Na een lange stilte antwoordde zij eindelijk: „Ik weet het niet, Mijnheer.” Waarop hij schaterlachend zeide: Och kom! Zeker weet je het! Je weet net zoo goed als ik, dat ik Moscou in brand heb gestoken.” En toen zij, gerust gesteld door zijn vroolijkheid, aarzelend zeide: „Ik geloof, Mijnheer, dat de Russen het hebben gedaan om de Franschen er uit te jagen,” lachte hij op nieuw en gai er zijn goedkeuring over te kennen, dat ik niet heelemaal onwetend op dat punt was.
Al heel gauw begon zij hem op allerlei manieren als haar zondebok te beschouwen en te behandelen en telkens streken uit te denken, om hem te plagen. Maar Napoleon liet zich op zijn beurt niet onbetuigd en plaagde haar terug zooveel en waar hij maar kon.
Wanneer hij bijvoorbeeld alleen of rustig met Las Cases in den tuin zat te werken, kwam zij bij hem, pakte onverwacht zijn papieren weg en holde er mee voort, zoodat hij wel gedwongen was haar achterna te loopen en er een soort krijgertje-spelen van kwam, waarin zij — na lang bidden en smeeken, wanneer hij haar niet te pakken kon krijgen — hem eindelijk haar voorwaarden stelde, waarop zij hem zijn papieren wilde teruggeven. Een andermaal, wanneer hij in zijn prieel zat te schrijven, liet zij de hond'in den vijver baden, hield hem dan stevig bij zijn halsband en bracht hem met een onschuldig gezicht naar het prieel, waar zij hem los liet. De hond begon zich dan uit te schudden, bespatte Napoleon van top tot teen en bemorste zijn witte broek en kousen, zoodat hij gedwongen was zich te gaan verkleeden. Op een anderen dag, terwijl Napoleon bezig was brieven en papieren te lakken, gaf zij hem een paar stooten aan zijn arm, zoodat het gloeiende lak over zijn vingers droop en hij zich brandde.