Napoleons laatste levensjaren

Titel
Napoleons laatste levensjaren

Jaar
1916

Pagina's
374



NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN    125

vriendschap tot een vage verliefdheid al bij hem opbloeide.

Betsy nu was in Engeland grootgebracht onder het gestadig schrikbeeld van Bony. Zij had haar kinderjeugd doorleefd met de figuur van een monsterachtigen Napoleon, een soort men-schenetenden reus, met één groot, wreed-starend oog midden in zijn voorhoofd, die men haar door vertelseltjes suggereerde en door karikaturen bij haar onderhield; een soort fantastisch ondier, dat er op uit was om stoute kinderen te verslinden en wiens dagelijksche lust het was dozijnen menschen op een bloeddorstige wijze te slachten. Later was dat angst-visioen wel verdwenen, maar toch was er in haar denken een nieuwsgierige vrees-herinnering gebleven die haar te gelijk verlangen en terughuiveren deed om hem te ontmoeten.

’s Avonds, toen Napoleon op St. Helena aankwam, was zij naar James Town gegaan en had zij hem snel, tusschen den grand maréchal en Cockburn langs zich zien loopen, in de schermende omhulling van zijn mantel, waaruit even, kort de schittering van een ridderorde starde, onder de geheimzinnig-dekkende dichting van den spoedig neerduisterenden tropennacht. En het beeld, dat zij getracht had zich van hem te vormen, was onduidelijk geworden en had een herinnering in haar nagelaten, grijs-nevelend als de vaagheid van een droomvisioen. Den volgenden dag zou zij hem pas goed zien !

Zij zat in den tuin, toen zij ver op den slinger-weg van James Town naar Longwood een troepje ruiters bemerkte, waarbij — zooals men haar zeide — Napoleon was. De afstand was echter te groot om iets te kunnen onderscheiden. Een korten tijd later hield het troepje ruiters voor den ingang van de Briars stil; drie er van reden naar binnen. Eén van hen moést Napoleon zijn!

Gezeten op een heerlijk zwart paard, sterk, recht-omhoog uit de goud-doorstikte pracht-kleuring van het rijk-fulpend zadel, zijn kleine hand roerloos-forsch dwingend om den teugel, waarlangs het wit-blankend schuim van het zilver-glimmend gebit vlokte, kwam hij nader, beweegloos-rustig boven het fier-deinende, telkens ingehouden óp-steigeren van zijn ros, een schitterzonnend licht-visioen in de wijde kleuren-galming van den dag, die plotseling leek terug te zwakken voor zijn aureoo-lend, hoog-uitstralend lichten. Dit moest de Keizer zijn, hij met het blank-matte, dood-witte, marmer-streng gezicht, waarvan de trekken zoo heerlijk, boven-menschelijk mooi plotseling ver-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.