116
NAPOLEONS LAATSTE LEVENSJAREN
vroeg al, ging Napoleon met den admiraal naar Longwood, waar hij met den onder-gouverneur Skelton en diens familie, die er plezier in hadden — hoe vervallen en wrakkig het gebouw ook was — er den zomer door te brengen, dejeuneerde. Behalve nog, dat de keizer, — zooals een ieder, die een eenigszins lange zeereis achter den rug heeft, geneigd is elk landschap mooi te vinden — een zekere charme in die omgeving vond, voelde hij zich vooral aangetrokken door de stilte en door de eenzaamheid, zoodat hij daar geen last van nieuwsgierigen zou hebben en liet hij het niet tot zijn bewustzijn doordringen, dat het heel iets anders is of men ergens voor enkele uren blijft dan of men gedwongen is er voortdurend, zomers en s’winters te wonen. Daarbij gaven de Skeltons, met de beste bedoelingen, hem gunstige inlichtingen over het verblijf, waar het des zomers altijd koeler en frisscher dan in de laagte was en dachten er niet aan, dat het hun onbekend was, hoe het er in andere jaargetijden was, omdat zij er dan nooit kwamen.
Bij zijn terugkeer zag hij The Briars en stapte er af, aangetrokken door de mooie ligging van het huis en door de landelijkheid van de omgeving. Toen hij kennis met de bewoners had gemaakt en gezien had welke aangename lieden de Balcombes waren — Balcombe, de eigenaar, die er met zijn huisgezin (zijn vrouw, zijn twee dochters Jane en Betsy en twee zoontjes) gevestigd was, vervulde de functie de schepen van de Compagnie van levensmiddelen te voorzien en wilde het gaarne op zich nemen om voor Napoleon te zorgen — wilde hij er blijven. Hij zag er tegen op om naar de kamer terug te gaan, waar hij den eersten nacht had doorgebracht, omdat hij daar nog meer dan aan boord van de Northumberland was opgesloten, wijl de nieuwsgierigheid der inwoners van James Town, die hem voortdurend stonden op te wachten en de soldaten, die onder zijn vensters geposteerd waren hem beletten uit te gaan. Hij vroeg daarom verlof om op The Briars te mogen blijven, wat de admiraal toestond, in afwachting, dat Longwood in orde zou zijn.
Veel beter, wat de ruimte betreft, was hij er niet gehuisvest dan aan boord en in zijn pension te James Town, maar hij was er tenminste vrij. Het gedeelte, dat hij voor zijn woning uitkoos, was een soort tuinhuis achter het huis, bestaande uit één tamelijk groote kamer en een zolder-verdieping, welke laatste hij tot verblijf van Las Cases en zijn zoon — dien hij dadelijk bij zich liet ontbieden — uitkoos. De bedienden, (hij nam alleen Mar-