STILLE UREN. 77
vlakte, met de somber-starende figuur naast haar, eindeloos ver heen. En neerzakkend op den grond, snikte hij de groote smart uit in schuddend-zenuwen van zijn lichaam. En toen was hij wakker geworden.
Soms durfde hij niet inslapen, telkens oprekkend zijn oogen uit de moewheid die ze dicht-zwaarde. Dan, wanneer hij zich even voelde heenzakken in de onbewuste vaging van zijn denken, sprong hij overeind, met een jachtende angstklopping in zijn borst, een krankzinnige vrees voor wat hij voelde dreigen achter de duistere wijdheid van zijn zien. En hij stak zijn lamp aan, langzaam rondzoekend in zijn kamer, die plotseling rustig beweegloosde onder de suizende stilte van den nacht. Dan bleef hij zitten in zijn bed, vaag-kijkend voor zich uit, groot-pijnend zijn oogen om open te blijven, probeerend zijn denken heen te vasten op wat hij dien dag had gedaan, naar dingen die hij had doorgeleefd in de voorbije uren van zijn werk. Maar langzaam, ongemerkt, sloop zijn denken terug naar zijn leven dat achter hem was, gaande stap voor stap, jaar voor jaar, zijn verre jeugd, de voorbije jaren, zijn getrouwd