STILLE UREN. 75
vierkantend tegen de lucht, neerstaande vlak voor zijn gaan, de twee zwart-glanzende paarden hoog-steigerend boven zijn hoofd, de voorbeenen maaiend in groot-wijd bewegen, met schuim-wittend vlokken over hun borst. En angstig terug-steunend voelde hij den dwang achter zich, wijzend met dringend wenken van zijn arm naar den mat-doffen voortgang van den wagen. En starend naar het groot-blokkend donker, zag hij achterin een ingedoken figuur, rustig-bleek droomend naar zijn vreezen, geheim-zwijgend zijn lichtlooze oogen voor zich uit. Toen, gedwongen door hem die hij voelde duisteren tegen zijn lichaam, zag hij op den grond van den wagen haar liggen zooals hij haar het laatst had gezien, achterover, met de bleek-rustige slaping van haar gezicht, stil, eindeloos stil. De wagen zwartte weg, in zwevend onmerkbaren gang, verder en verder kleinend over de roerloos-grijzende vlakte en alleen de vreemd-starende figuur achterin bleef, hooger en hooger donkerend tegen het helderend licht. De vlakte lag weer leeg-uit, wijd-wijkend naar den oneindig-buigenden horizont onder het zonloos, diep-gouden licht, dat neerstond van den onzicht-