74 STILLE UREN.
heid van haar lichaam, waarin hij de tijden van haar ziek-zijn doorleed, pijnlijker smartend in wreede onwaarheid, waaruit de vage mompeling naklankte van de woorden die zij had gesproken.
Eén droom herinnerde hij zich vaak, die hem vreezend liet wachten op den nacht, angstig alleen te zijn op zijn kamer.
Hij was op een leege, wijd-oneindige vlakte, wijkend naar een onzienbaren horizont, onder het diepe, zonloos-rooden licht dat ruim neerstolpte van den gouden hemel.
Langzaam, zwijgend schreed hij voort, uren achtereen, kalm-stappend over den rullen, grauw-struikenden grond, angstig voelend achter-naast zijn gaan het mee-zijn van een onzichtbaar zwartende figuur, die hem voortdwong met somberge-barend bewegen. En de wijde vlakte bleef leeg, eenzaam-angstend onder het beweeglooze licht, heen-schuivend onder zijn stappen, roerloos en zonder verandering onder het eeuwig wijken van den vèr-buigenden gezichteinder, droef, verlaten stillend in het vreemd-kleurende licht.
Toen, plotseling opgrootend voor zijn schrik-starende oogen, een hard-donker gevaarte, breed-