64 STILLE UREN.
zwijg-intieme inniging van hun voelen buiten de roezende beweging der menschen, die even in het weggaan rondom ze was geweest.
En langzaam, in de weerzachtende duisterheid van de zaal blankte zijn visioen weer omhoog, beweegloos dragend boven de wijd-golvende heen-en-weering van de muziek, die voller, breeder begon te dreigen de wanhopige onvermijdelijkheid van het einde, somber-donkerend de klaagtonen van den dood boven de gouden kleuring van even ophelderend leven. Toen, zachtjes, lijnloos heen-lossend in de spreidende vaging van den vlammengloed, wischte zijn visioen ineen, een angst-be-nauwende scheiding treurend uit het droom-leven waarin hij was geweest.
Terwijl hij met zijn vriendinnetje door de nacht-zwijging der straten liep, leek ’t hem of er geen jaren waren heengedroefd, vaag ziende de lijning van haar lichaam naast het zijne, terwijl hij den zacht-tonenden stemklank luisterde van haar woorden, dun-grijs wevend over zijn zwijgen. En hij sprak wat er diepwoelde in zijn binnenste, zijn zeggen telkens stillend van inbrekend snikken, vaag luisterend het kleurloos moeien van zijn stem.