56 STILLE UREN.
geweest, zonder de vaag-wachtende wisseling die hij eertijds droomde en die gehelderd was door haar komst. Hij was dezelfde teruggeworden als vóór dien tijd, alleen ouder geknakt door het plotseling ingeknauwd leed, moe-geslagen door de droefheid van haar ziekte die langzaam, gestadig in hem was vast-gesleten. Hij was dezelfde teruggeworden als jaren geleden, alleen moewer ziende de toekomst als vóór zij bij hem was, in zijn weten van het geheim-dreigend leed dat over het leven duisterde, vreezend ooit weer een teederheid te zullen zien weven door zijn alleenzijn, waar eens al de dood gedoofd had in de lichtheid der dagen. Hij zou alleen blijven, eenzaam voortgaande den lusteloozen gang van zijn leven, zonder illusie, zonder doel, moe-wachtend het troostend eind van zijn dagen, opluchtend ziende zijn laatste uur, zijn laatste neerliggen tusschen de onverschillige koelheid van vreemden rond zijn sterven, zacht-schreiend het laatste leed, alleen te moeten heenleven, zonder den troostenden druk van haar hand in de mat-klamme benauwing van zijn dood-gaan.
Moeilijk oprekkend van ingezwaarde matheid