50 STILLE UREN.
de leegte van zijn dagen. En hij had liaisons van een paar dagen, van een paar avonden, verhoudingen waarvoor hij zich schaamde voor zich zelf. Dan liep hij langs stille, donkere wegen om niet te worden gezien, onvoldaan van verveling, naast vrouwen die banaal, gewoon antwoordden op wat zijn illusie vroeg en van wie hij heenging zonder herinnering, zonder berouw dat ’t uit was, met een heftiger verlangen naar iets heel teers, iets heel liefs, dat hem zou ophouden in den matten gang van zijn vreugdeloos leven.
Op een avond was hij langs het cafétje gegaan waar zijn passie had gekleurd, met een vreemd vermoeden, dat daar misschien een nieuwe helderheid kon weerkomen in de somber-grijze slapping van zijn leven. Jaren was hij er niet geweest! De buurt was veranderd, bijna onkenbaar geworden van licht en kleuren-hardheid; een scherpe schroeiing van witte helderheid stond vast neer op de straatsteenen. En door de witte schering van ruw-wakker-zijn, galmde met vage klank-vloeiingen van stem het zingen uit de tjingel-tjangels naar buiten, telkens hooger rauwend bij ’t open stooten van de deur, dat een valsch ros