STILLE UREN. 43
die naast hem zou blijven, altijd en altijd. Maar de dagen weken over hem heen, wisselend een vlammend-groote verwachting tegen de dof-zware matheid, moeilijk drukkend van onvoldaan gevoel. Het was hem geweest of hij langzaam ineensleet in het wachten op dat hooglichte moment in zijn leven, het uur dat zijn bestaan zou mooi-helderen voor altijd. Langzaam was een laffe moedeloosheid in hem geslapt, een wanhopige behoefte uit te schreien als een kind en zacht de hopelooze smart heen te snikken, nooit te zullen weervoelen in een vrouw, wat diep in hem woelde met pijnend verlangen.
Moeilijk beeldend van schemerend ver zijn, vaagden de korte liefden, die hij in dien tijd had gehad, voor zijn herinnering; vrouwen, die hij op straat ontmoette en met wie hij voor s’avonds een afspraakje maakte, met wie hij ging terwijl hij zijn voelen dwong in haar te vinden het ideale van zijn willen. Maar meestal liet hij ze na een paar avonden, moe-gedachteloosd door haar banale zijn, droef-gestild door het niet vinden van zijn verwachting.
Hij herinnerde zich de eenige passie, die hij in