24 STILLE UREN.
gescheiden uit den rondgang der menschen, gelukkig in de vredende stilte en het zachtsuizend licht. En avonden kwamen voor hem op uit de egaal-gekleurde herinnering van hun kalm leven, avonden mooi van intieme liefheid, zilver-klankende uren in den zacht-zwevenden toon van hun bestaan.
Kerstavond. Dan werkte hij niet en ze bleven zitten voor het vuur, stil, ernstig pratend den voorbijen tijd met een dicht gevoel van leven naast elkaar, ver van vreemden. In die uren was ’t hem of rond zijn hoofd een têer-zilver klanken rustigde van haar stem, een weving van eeuwig-blijvend geluk, dat zou kleuren door zijn dagen tot ’t eind, een wijde vrede die nêerkalmde over hem heen een nooit-eindigende neveling van innig genot. In het late uur van den nacht ging hij met haar voor het venster staan en zij bleven droomen naar het statig zwijgen van den Kerstnacht, de ruim-vredende troost die nêergeheimde over de aarde een mystieke sprook van zegenend geluk.
Zoo had hij ze doorgeleefd, de weinige Kerstavonden die hij met haar geweest was.
Hij herinnerde zich den laatsten, verleden jaar. Weer hadden zij gezeten als vorige jaren, wêer