STILLE UREN. 21
midden, hoog boven den grond, waarin helder blank de witheid van haar hoofd opbleekte uit de diepe plooien van het doodskleed.
Hier had hij haar ’t laatst gezien; hier had hij ’t laatst gevoeld haar lichaam steunend tegen zijn borst, haar arme, kleine lijf dat hij makkelijk gedragen had een laatste maal. Zelf had hij haar neergegleden in de kleine ruimte waarin zij zou voortslapen, voortslapen voor altijd. Hij had niet gewild dat anderen aan haar lichaam raakten. Zelf had hij haar opgenomen uit haar laatste neerliggen, hij had haar vastgehouden tegen zich aan, zijn neergebogen hoofd rustend op ’t hare, zacht in zijn zwijgen sprekend de laatste vleiende woorden die hij voelde huilen in zijn keel. Voorzichtig had hij haar rechtgeschikt in haar liggen, voorzichtig strekkend haar armen langs haar zij en hij had gestreeld met zijn handen over haar mattend gezicht, over de zacht doffe oogen die half gesloten voortsliepen, rustig zonder glans. En hij had bloemen neergestrooid om haar heen, groote wit-geurende bloemen die zwaar vielen in de plooien van haar doodskleed, tuilen van dun-wolkende blankheid, die geurden rond haar stille