STILLE UREN. 15
matte kleur van haar leven heengezacht tot een bleek-gelijke teerheid, de diepe voren naast haar mond weggewischt tot een smartlijdende rust. Alleen haar oogen waren gebleven, groote, wijd-snikkende oogen, dof-starend ver heen met dezelfde angstige smeeking, zwijgend en zonder licht.
Zacht liet hij haar hand los die hij voelde heen-killen tot een vreemde stijfheid. Hij schikte de dekens gelijk, voorzichtig tillend de armen die lang waren gestrekt langs het lichaam, week-spreidend het laken over het gezicht, een witte vormlooze vaging dekkend over de beweeglooze ligging van de doode.
Toen, opwakend uit de moe we drooming waarin hij de laatste uren had geleefd stapte hij weg van het bed, langzaam gaande met een strakke staring van zijn zien, moeielijk rechthoudend zijn lichaam dat hij diep voelde schokken van ingehouden smart.