14 STILLE UREN.
bleef hij recht-op zitten, voelend dat zij er niet meer was, ongeloovig dat zij was heengegaan voor altijd, wachtend nog of zij mocht terug leven onder het zachte streelen van zijn hand die hij denkeloos voelde gaan langs de doode klamheid van haar zwijgen. En een wijde wanhoop sloeg op in zijn binnenste, een naamloos wee van moe-deloozen angst voor zijn alleen zijn in den donkeren nacht, en neerbuigend zijn hoofd naast haar gezicht dat rustig, slapend achterover lag in het kussen, huilde hij zacht de woorden die zij zoo dikwijls had geklaagd: bij me blijven, bij me blijven.
De uren luidloosden heen, een wijde stilte zwevend door den nacht. Buiten begon een zachte schemer te weeken van de wolk-grauwe lucht een vagen licht-schijn zakkend over de moe-gewaaide aarde, een langzaam helderen van wit licht over de tuinen waarin de zwart-natte boomstammen recht-op strekten, onder het wiegend heen-en-weeren der kale takken. Langzaam dreef een kleurloos licht in de kamer, duidelijker rekkend de zuiver-witte breedheid van het bed, scherper lijnend de trekken van de doode. Zij was veranderd, de dik-