vragen van de oude juffrouw wanneer zij te laat aan tafel kwam.
Onbewust was, in haar wijde behoefte naar zachte tederheid, het dagelijksch wederkeerend samenzijn met den doctor in haar binnenste uitgevoeld tot een dankbaar bevende vriendschap, die haar denken den geheelen dag vulde. Onwillekeurig was zij die korte oogenblikken gaan zien als de weerkomende kleine mooiheid van eiken dag, die haar even in een andere beweging van denken liet leven en die haar, door zijn spreken, terugherinnerden aan den tijd die zij met de studenten had omgegaan en aan de zomers van haar vorige betrekking. Soms, wanneer zij in de peinzing van haar alleen-gaan, haar voelen voor zich duidelijkte, dreigde een gelukkig-droevend vrezen in haar omhoog, dat zij misschien te veel van hem zou houden, een vaag-waarschuwend herinneren van wat vroeger gebroken had in haar illusies en wat zij nu zeker wist dat zou gebeuren in de onmogelijkheid hij ooit met haar zou kunnen gaan, omdat hij getrouwd was. Maar langzaam, zonder kracht om er tegen tc dwingen, was haar voelen voor hem dieper in haar gesleten, machteloos om de telkens weerlichtende visioening van geluk weg te houden uit de doellooze leegheid waarin zij haar bestaan zag. Dikwijls had zij zich voorgenomen niet meer met hem te blijven praten wanneer zijn visite was afgeloopen en had zij er over gedacht hem door de meid te doen uitlaten, maar telkens wanneer zij het wilde probeeren, durfde zij niet, bang dat de oude juffrouw haar uitleg zou vragen waarom zij niet deed zooals eiken dag en dat
56