heftig uitbegeerend tot de liefde voor hem die ongemerkt was meegevast in haar bestaan tot nooit weer heen te dringen beelding.
En zij was onbewegelijk blijven zitten, angstig dat alles zou breken van haar droom-voelen wanneer zij zich bewoog, vrezend dat zij plotseling zou neersnikken in een wijde losvloeiing van haar zeggen.
Toen de regen had opgehouden, waren zij naar huis gekeerd.
En daarna had zij geleefd in een teer-omzwevendé fluistering van geluk, gaande door de dagen met een hoogdragende stemming van teer-kleurende lichtheid, alleen levend in den tijd die over haar heenruimde een koepeling van steeds-innig-zangend geluid, zonder denken aan het uur dat hij van haar zou heengaan, onwetend de groote liefde die hooger en hooger in haar ziel was gegroeid.
Het waren de laatste zang-juichende uren geweest. In de lange eenzaamheid der wintermaanden, terwijl zij weer leefden den gelijken, vredenden gang van haar klein-omkringend bestaan, was het haar langzaam voor haar denken verduidelijkt dat hij niet van haar hield zooals zij van hem, dat hij haar zag als een lieve, lang-gekende vriendin, van wie hij hield omdat zij in de leege uren van zijn vacantietijd met hem ging en met wie hij meevoelde in de herinnering van den tijd toen zij samen waren in den omgang van vreemden. En het was weer voor haar geduide-lijkt wat ongemerkt was heengezacht in den goedig-lievenden omgang van de oude vrouw, dat zij minder \vas dan hij, anders geboren uit den klein-levenden
43