latend onder het weeke, droom-schijnende licht en leefde het huishouden weer voort, regelmatig, zonder hel-strekkend geluid, tot den volgenden Zondag.
In het dag aan dag leven naast elkaar, was ongemerkt een zachte vertrouwelijkheid tusschen haar tweeën gebonden, die haar onbewust het ondergeschikte van haar betrekking had weggemakkelijkt. Een tijdlang was er nog een vaag vreemd-zijn tusschen ze gebleven door de onduidelijkheid van haar verleden, waarvan de oude dame een klein gedeelte, door het spreken van haar zoon, wist, maar langzaam was ook die geheimlijkende ongekendheid wegge-helderd, doordat zij geleidelijk in het samenzitten ’s avonds, haar leven verteld had.
En haar leven ging kalm, tevreden, zonder willen van iets anders in de warm-innigende klein-geluk-stemming van de jaren-ontwende hartelijkheid die over haar stond.
Toch soms klaagde een raadselende droefheid in haar omhoog, een verlangend herinneren aan vroeger, die plotseling voor haar denken duidelijkte op een winterdag toen zij met de oude dame wandelde. Door de nieuwvreemding van haar omgeving en door het kille, somber-regenende najaar was ze bijna niet uitgeweest, het stadje geheim-wetend met de leêg-lijnende straten, wanneer ze een korten tijd met de oude dame geloopen had. Maar kort-inhouderid na een paar dagen, was opeens de winter neêrgewit van de dik-grauwe wolken, de hemel ruimend in een dun-hoog-luchtend blauw, waartegen het zonlicht wijdde met spannend-zuivere heldering, een dicht-33 3